Sint Juup

De erre in de maand istur weer duidelijk in de dagelijkse omloop aanwezig en de eerste verstopte loopneuzen, dichtgeklapte oren en zere kelen hebben hun recrutentijd alweer achter de rug. Met andere woorden, het is levertraantijd. Ik weet niet of er nu nog levertraan bestaat, weet wel dat het vroeger een van de vele kwellingen van de donkere tijd was.
Eerst de katechismus van buiten leren en devoot verplicht laten afvragen. Daarna alle onvrije oefeningen van geloof, hoop, liefde en berouw tegen het alles in de gaten houdende heilig hart beeld, in de hoek van de kamer, kwezelen. Op de blote knietjes op ruwe cocosmatten. Daarom weet ik nu al, dat ik straks in een hemel kom, waar lieve engeltjes me zullen verwennen, als het tenminste lekkere meisjes zijn. Anders wil ik naar de erge duivelinnen in de hel.
Dan was tot overmaat van ramp de oktobermaand ook nog eens de rozenkransmaand. Godju, wat heb ik dat beeld in de hoek van de kamer vervloekt, dat me zo nietszeggend aankeek, als ik als voorbidder mijn verplichte werken opvoerde. Mijn pa was dan in de waskeuken bezig met het zweet uit zijn aanschijn te boenen, de krant te lezen en controleerde of ik niet de boel besodemieterde en stiekem wat ”onze vaders en weesgegroetjes” verdonkermaande. Ik mocht de rozenkrans niet afraffelen, moest de woorden helemaal uitspreken en mocht de afsluitende ”Litanie van Alle Heiligen” niet updaten. Omdat hij Juup heette, had ik Sint Juup in de toenmalige hall of fame opgenomen.
Hij prevelde een week vroom : ”Bid voor ons!” als ik de nieuwe ”Heilige Juup” opriep en werd toen kregelig. Alleen de paus kon mensen heilig verklaren en ik was zelfs geweigerd als misdienaar omdat ik zogenaamd een hond in de kerk gelokt had.
Dat was natuurlijk niet zo. Die hond rook dat ik een stukje gerookte worst in mijn zak had. Mijn pa slachtte ieder half jaar een varken en was een echte rookmeester. Ik wist dat je in die tijd met een stuk worst al minstens door het halve land kwam. Daarom ben ik ook nooit blijven zitten. Ik ging over met gerookte metworst.
Toen op het einde van de oorlog de Duitsers weg waren, waren de Engelsen er een tijdje en toen die weg waren was er de Engelse ziekte en daar was die levertraan voor. Ik begreep van mijn vader dat je van de Engelse ziekte kromme benen kreeg, maar begreep niet waarom die Engelsen dat niet hadden. En ik had de Tommies nooit levertraan zien drinken. Jezus nee, die zopen heel wat anders. Ik heb met mijn eigen jongensogen gezien hoe die water, dat ze uit een platte fles dronken, ook in de fik staken. Ik ben een dag bezig geweest om onze pomp in de hens te krijgen, maar dat lukte pas nadat ik er een halve jerrycan benzine had ingegooid. Buurjongetje en ik waren toen de eerste skinheads. Zelfs mijn wenkbrauwen waren verbrand en zijn nooit meer teruggekomen.
Op school hing een grote plaat van de Willem Barentz. Dat was onze eigen nationale walvisvaarder leerden wij en daar moest je trots op zijn. Godju, wat hebben wij een sloot tranen gelaten met die vreselijke levertraan. Door al die flauwe kul zit ik nu met een droge lever en drink veel te veel Scottisch brandsel.
De Engelse ziekte, een kromme buik ... , slappe knieën en een vluchtig geheugen ...




(C)

FvdB

okt. 2004


mailbus van Frants

terug naar klets