14 juli
Vroeger waren we altijd op de 14 juli in Franrijk. De eerste keer was per ongeluk omdat we er op vakantie waren. Het was een klein gat ergens op het eind van een weg op een alp. Er achter kon je via een steile klim de lucht in. Links en rechts was soms wat prikkeldraad, daarachter was alleen ravijn. Hoe de mensen hier terecht gekomen waren wisten ze zelf niet. Ze zeiden allemaal dat ze er geboren waren. Er nestelden inderdaad ooievaars.
Eigenlijk wilden we er helemaal niet naar toe. We wilden ergens anders naar toe, maar omdat het donker begon te worden en omdat ons humeur na een lange dag vakantierit ook donker werd en omdat en omdat, gingen we bij het bordje Saint Pancrass, dat naar de hemel wees, van de gebaande weg. Terwijl ik door de steilheid op het rugkussen op mijn rug lag en de ondergaande zon in de Franse Alpen me recht in de ogen keek, wist ik het al na de eerste kilometer bergop, zeker. Hier kom ik nog één keer langs! Naar beneden, als ik weer naar huis ga!
In die tijd wisten we nog niks van de Franse waarden en normen. De waard van de enige uitspanning die het dorpje rijk was vond het normaal om ons 's avonds om 10 uur nog een cotelette met friet te bakken. Zijn dochter zette alvast de sla sur le table. We dronken een fles wijn en wachten op de rest. De dochter sloeg ons handenwringend gade. In verdere afwachting bestelden we nog een fles. De dochter zei dat we de sla eerst moesten opeten. Wij zeiden dat we ook friet en cotelette besteld hadden. Pas na de sla, zei de dochter. Godju, dat moet je toch maar allemaal weten. Sinds die tijd eet ik thuis altijd het eerst mijn toetje. Als we eters hebben kijken die soms wel raar, maar zeggen meestal niks. Savoir vivre! Staat ergens op een bordje op een thuismuur.
De volgende morgen, het was hun quatorze juillet, was het erg onrustig in het dorpje. Ik zag een grote man met een gekrulde snor, het leek mij een circusdirecteur met zijn pandjesjas en een sjerp, die met een zware buks sleepte. Zowat alle mannen van het dorp liepen druk pratend om hem heen. Wij snapten er eerst geen jota van, maar snapten na wat navraag dat het de burgemeester was. Neen, hij ging niemand executeren. Hij schoot de dorpsloop af. Hoe vaak dat hij heeft geschoten weet ik niet maar er waren in de late middag nog wat echo's te horen. Enfin, bij de eerste knal was het dorp praktisch leeg. Iedereen stoof een kant op en de ooievaars met hen. De nietlopers gingen een tukkie doen.
Een paar uren druppelden de lopers weer binnen en landden de ooievaars met stijve poten op hun nest, een zoodje kikkers in hun bek voor hun klepperende jonkies. Godju zeg, kikkerbilletjes zijn erg lekker en gezond.
Op het dorpspleintje voor het gemeentehuis waren inmiddels een aantal tafels gedekt. Met witte lakens notabene. Neem me niet kwalijk, in Frankrijk poepen was in die tijd erg moeilijk maar van andere dingen hadden ze best wel kaas gegeten. Iedereen moest aan tafel, vreemdelingen kregen zelfs een ereplaats. De wijn vlood in overvloed. Aan de kikkerbilletjes in vele varianten kwam bijna geen einde.
Eén belangrijk ding heb ik daar geleerd. Waar ooievaars zitten is het leven goed. En ik ben ervan overtuigd dat ooievaars wel degelijk in verband gebracht kunnen worden met kindjes krijgen, dat zijn heus geen fabeltjes. Want wat bleek na een paar maanden thuis? Juist, mijn lief was in verwachting.
(C) |
 |
juli 2005 |
|