Ouverture

Als je met een schone lei kunt beginnen is een nieuwe aanvang makkelijk. Punt aan de lat.
Voor onze Lieve Heer was het dus niet zo moeilijk om op die allereerste maandagmorgen met iets nieuws te komen. En omdat er nog niks was, was het eerste dat hij maakte natuurlijk een kunststukje. Hij was er zo mee in zijn sas dat hij het Adam noemde.
Bij het tweede stukje ging het al mis, het miste een cruciaal onderdeel en daarom noemde hij het, Eva. Zucht.
Voor mijn vriend Hayke en ik, is de maandagmorgen altijd een moeilijke ouverture. Vaak weten we zelfs niet precies waar we onze lei op zondagavond achtergelaten hebben. We moeten dan een paar uitspanninkjes aflopen om te achterhalen hoeveel er op de diversen bierviltjes nog open staat.
Het viel mee gistermorgen. ”Jullie hebben één pils te weinig betaald,” zei de man achter de tap nadat hij zijn streepjes notulen had doorgestreept.
Toch verwonder ik me er altijd over hoe snel de praatjes in ons dorp rondgaan. Toen we gisteravond naar huis gingen zei een pliesieagent al, dat we er eentje teveel gepakt hadden.
Omdat de maandagochtend een heel ongezonde morgen is, de stofzuiger staat aan in de kamer, de WC staat vol chloor, het bed ligt in het raam of op de oprit, de afvoer van de wasmachine is verstopt, er moeten nodig boodschappen gedaan worden. Om kort samen te vatten - er staat altijd een hele waslijst op de ”toedoe” lei. Hayke en ik besloten de zoveelste eerste scheppingsdag te ontlopen en ontsnapten met de belbus.
Godju, dat is tegenwoordig een hele onderneming om zo'n ding voor je deur te krijgen. Je moet zo'n buitenlandse piloot als het ware van verre op je mobieltje binnenpraten. Enfin, zei de een (ik) tegen de ander (Hayke): ”We kunnen vlieden.” Nestvlieders zijn rare vogels die ook vroeg van huis gaan. Hopelijk snap je wat ik bedoel.
In de belbus mag je roken, tenminste de piloot sprak geen woord Nederlands, dat wij begrepen. Mijn vriend Hayke en ik zijn echter altijd zjentelpiepel. Ik rook niet meer en Hayke des te meer, en Hayke vroeg beleefd aan de dame die ons welwillend aankeek of hij een sigaartje in de fik mocht steken. ”Doe alsof je thuis bent,” zei dat secreet. ”Goed, dan maar niet,” zei Hayke danig teleurgesteld.
Hayke lijdt al een hele tijd aan een slechte slaap en daarom gingen we naar een apotheek in de stad. Bij ons in het dorp kun je voor zo iets niet terecht. De apotheek bij ons stuurt je van het kastje naar de muur. Je moet een papiertje van de dokter hebben en een pasje van een ziekenfonds en dan moet je 's middags terugkomen om te horen dat je het 's avonds moet slikken. Dat schiet niet op. In de stad kun je uiteindelijk voor alles meteen terecht.
Hayke stond erop dat hij iets voor zijn geld kreeg dat snel werkte.
”Jongen”, zei die pillendraaier. ”Als je dit plaatst wordt je 's morgens wakker met je vinger nog in je poepert.”
Ik heb tegen Hayke gezegd dat hij op mij niet hoeft te rekenen. Ik wil mijn vingers niet branden.




(C)

FvdB

juli 2005


mailbus van Frants

terug naar klets