Muizen
Mijn dagelijkse marsen met Lucky zijn afhankelijk van het weer. Is het warm weer dan kiezen we voor een schaduwrijk parcours, is het fris dan zoeken we het zonnetje op enzovoorts. In de gezegende omstandigheden waarin wij hier in het zuiden verkeren hebben we ze voor het uitzoeken en ... Limburgers zijn meesters in het compenseren van ongemakken.
Onlangs kozen wij voor een stukje Pieterpad. Het is wel wat langer, maar onderweg is een lekkere zitbank onder majestueuze eiken. Op deze route gaat altijd een kleine rugzak met een veldfles met water mee. Lucky kan, net als ik, heel goed uit de fles lebberen. Oefening baart kunst nietwaar? Welwaar! Ook honden kunnen goed compenseren.
Na een uurtje straffe mars bereikten we ons eerste kuuroord. Pukkel naast me op de bank, Luck en ik beurtelings aan de fles, appeltje voor de nadorst opgeduikeld, flinke hap, ogen dicht, diep gezucht, ogen open en toen ... kwam er iemand aangelopen.
Sjokkend duwde hij een winkelwagentje voort. Godju, wat moet iemand hier midden in de rimboe met een winkelwagentje? Toen zag ik het, het was een ”Vrije Jongen van de Straat, een zg. backstreet-boy (bsb)”. Hij had zijn voorraden aangevuld, een tiental flessen bier en drank rinkelden in zijn (gevonden?) Aldi-karretje.
Verwijtend kijkend, kwam hij naar ons toe. ”Bijt die hond”, wilde hij weten.
”Tijdens het eten altijd, dus kijk maar uit”, zei ik.
”Jij zit op mijn bed”, klaagde hij.
Verbaasd keek ik naar de bank, hier was ik niet op voorbereid, moest ik nou excuus aanbieden?
”Neem me niet kwalijk”, mompelde ik, schoof wat op en commandeerde Lucky naar de andere kant, naast mij. Zuchtend, plofte de man naast mij neer. Een kegel van wel een kubieke meter verjoeg al het vliegende gezoem om ons heen.
”Ik heb geen onderdak”, klaagde de bsb-er, ”heb jij wat kleingeld voor me?”
Zwijgend toonde ik hem de inhoud van mijn ene broekzak.
Een schone zakdoek, daar kon hij niets mee aan.
Een pakje kauwgom, dat kon hij wel gebruiken.
Een paar hondenkoekjes kon hij, tot ontzetting van Lucky, ook gebruiken.
Twee flippoos van mijn kleindochtertje achtte hij nutteloos.
”Ik heb geen onderdak, ik mot geld”, zei hij nu met de klemtoon op mot.
Zwijgend liet ik hem de inhoud van mijn andere zak zien. Een levensgroot zakmes met het embleem van een anker, inmiddels reeds 40 jaar oud, goed onderhouden en van een kwaliteit die ze nu niet meer maken.
”Van de mariniers?” vroeg hij met gepaste eerbied.
Ik knikte stom, als je niets zegt kun je ook niet liegen, heeft mijn vader me geleerd.
”Weet je”, zei hij nu uit een ander vaatje tappend: ”Het leven is zwaar.”
Met een zwijgende knik kon ik dit beamen.
Toen melde het mobieltje, in mijn rugzak, zich met een beschaafd piepje. Lucky sprong op, eindelijk leven in de brouwerij. Lulu home, las ik op het display en drukte op de - OK - knop.
”Muizen” hoorde ik Lulu gillen nog voordat ik het ding aan mijn oor had.
”Hoeveel?” wilde ik totaal verbouwereerd weten, wat een krankzinnige dag toch.
”Een!” gilde Lulu weer. Zo ontzet moet koningin Wilhelmina ook geweest zijn op 10 mei 1940, toen de moffen op de stoep stonden, dacht ik. Maar er was nu geen tijd voor historische bespiegelingen, er was een acuut probleem, Lulu verkeerde in grote nood en van mij werd doortastend, ja misschien wel bruut optreden verwacht.
”Waar?” wilde ik weten, ik moest een overzicht van de situatie thuis krijgen.
”In de keuken!” gilde Lulu weer.
”Waar ben jij dan?” wilde ik verder geïnformeerd worden.
”Waar zou ik zijn, als ik bel?” sneerde Lulu. ”Ik sta op het dressoir.”
Dat is vrouwenlogica, flitste het door mijn kop, de telefoon staat op het dressoir en Lulu ook. Zolang als die muis niet wil bellen is er geen onmiddellijk gevaar.
”Voorzichtig, stoot je hoofd niet aan het plafond lief”, meende ik als goede raad te kunnen geven.
”Kom naar huis!” gilde Lulu verder, ”de aardappels koken al over”
”Ik kom draan schat”, riep ik en sprong op. De kookplaat schuren is mijn taak en aardappels die overgekookt zijn maken daarvan een dagtaak. Iedere seconde telde nu.
”Overmacht, ik mot er vandoor” zei ik tot de backstreetboy en stak het mes weer in mijn broekzak.
”Pffoei, marinier?” gaf die als antwoord: ”Pantoffelheld zul je bedoelen!” Hij had een flesje pils open getrokken en liet de inhoud ervan klokkend in zijn keelgat een watervalletje imiteren.
Hij heeft volkomen gelijk zag ik Lucky denken. Wat mariniers waren weet ik niet, maar mannen drinken pils en pantoffelhelden poetsen de kookplaat, dat weet ik wel.
(C) |
|
juli 2000 |
|