Mijn bril.



Ik ben zonder bril zo bijziend als een uil overdag. Dat gegeven is bekend en er is met een geschikte bril goed mee te leven. Toch duikt het gebrek nu en dan op als een groot ongemak. In de loop de tijden heb ik verschillende voorzieningen getroffen om te waarborgen dat ik veilig voor me zelf en anderen door het leven kan. Zo heb ik heb een reservebril in de auto en leg 's avonds voor ik slapen ga mijn bril altijd op dezelfde plek neer, omdat ik hem anders nooit meer terug vind.
Ik heb nog meer gebreken. Ik kom ook moeilijk in slaap. Ook hier heb ik aanpassingen voor ontwikkeld. Ik heb een music-player met koptelefoon onder handbereik onder bed en een hoop suffe boeken eveneens onder bed bij de hand, o.a. chemiekaarten vijfde editie 1989. Helaas is succes, in casu een snel bezoek door Klaas Vaak, niet altijd verzekerd. Het vervolg is dat ik ook slechts aarzelend ontwaak. Bij een onverwachte nachtelijke noodstart zal ik een groot probleem hebben.
Laatst werd ik normaal treuzelend wakker. Lulu was al beneden. Automatisch ging mijn hand naar de plek boven mij waar mijn bril moest liggen. Geen bril? Uit bed.
Naast, onder, in het bed gekeken. Weg bril. Godsammemakrele, waar is mijn loerijzer? De badkamer en mijn computerhok afgetast. Geen bril te voelen. Niet te geloven zeg. Ik begon rekening te houden met de een of andere streek van Lulu. Zij haalt wel eens ochtendgrapjes uit om mijn wantrouwen tegen de dag weg te nemen. Goed ik zou het spelletje meespelen.
Ik deed mijn joggingbroek en T-shirt het vorenste achter aan en ging naar beneden. Lulu zat al op het terras voorzien van koffie en sigaret. Ik schonk een kop hete koffie in en brandde prompt mijn hand. Lulu informeerde belangstellend: ”Met verkeerde been uit bed gestapt?”
”Neen, veel erger, ben mijn bril kwijt. Dit wordt een boelshit dag!”
Ik verbeelde me aan de snoet van Lulu te zien dat zij onschuldig was. Samen de hele slaapkamer, de badkamer, de overloop, de waskamer en mijn hok weer minutieus afgezocht. Dat is de hele bovenverdieping. Mijn speculeermachine was en bleef weg.
Lulu zei: ”Het is mij een raadsel wat jij 's nachts uitspookt!”
Ik beet op mijn lippen en zweeg, wat moest ik zeggen? Ik was de hele nacht het bed niet uitgeweest, had ondanks wilde dromen niets uitgespookt. Daar had ik nu spijt van. Trouwens nu valt me op dat ik in mijn dromen, zonder bril wel goed zien kan. Om dus iets goed te kunnen zien moet ik er maar van dromen. Dat is raar, men zegt dat dromen bedrog zijn! Nietwaar? Welwaar! Juist, effe bij de les blijven. Nu niet droomdrammen!
Enfin, Lulu heeft de reserve bril uit de auto gehaald en ik ben met Lucky aan de ochtend speedmars begonnen. Tegen twaalven kwamen we thuis. Ik had schele koppijn van die stomme bril.
Op tafel lag een bril, mijn dagelijkse bril, minus een min 4 glas en een erg bekrast - nog aanwezig, nu verder ook waardeloos min 4 glas - en bovendien het montuur helemaal scheef.
”Waar heb je die gevonden?” vroeg ik aan Lulu.
”Zo ongeveer op straat,” was het antwoord.
”Krijg nou helemaal de schijt!” was mijn spontane reactie.
”Ik klopte de deken uit de mand van de hond, in het raam uit,” zei Lulu, ”En hoorde toen iets beneden op de stenen van de stoep vallen. Ik vraag me werkelijk af wat jij 's nachts uitspookt?”
Dat vraag ik me nu ook nog steeds af. Het zal toch niet zo zijn dat die hond 's nachts in mijn chemieboeken leest en ook nog kippig is ?




mailbus van Frants

terug naar klets