Verloren tand.
Hij zat verslagen op de stoep. Een hand onder zijn kin, afgesteund op zijn knie. Hij keek met een theatrale blik naar mij, die ik niet anders kon interpreteren dan dat er iets aparts met hem gebeurd moest zijn.
Hij wachtte geduldig tot ik dicht genoeg genaderd was opdat hij zijn verhaal waardig kwijt kon.
”Mijn moeder heeft mij een tand uitgeslagen,” overrompelde hij mij.
Godsalme, dat kan toch niet waar zijn. Ik ken Nicole die doet zoiets niet, flitste het door mijn hoofd.
”Waarom heeft ze dat dan gedaan?” vroeg ik. Ik voelde me toch niet helemaal happy met zijn bekentenis.
”Omdat hij los zat,” merkte hij doodernstig op.
Ik voelde al wat spanning wegvloeien.
”Hoe heeft ze dat dan gedaan?” vroeg ik verder, ik dacht dat ik nu wel de angel uit mijn beleving kon verwijderen.
”Met de deur,” antwoordde hij rustig.
God zal me makrele, dacht ik. Ik kon me nog net inhouden om niet in bulderen uit te barsten.
”Deed het erg pijn?” vroeg ik verder.
”Onmenselijk,” zei hij: ”Maar ik heb niet gehuild”.”
”Denk je, dat je nog eten kunt?” vroeg ik en haalde een appel uit mijn zak waaruit ik vervolgens een grote hap nam.
Met grote ogen keek hij naar mijn appel. Ik vermoedde dat hij wel eentje zou lusten en bood hem mijn ander appeltje aan.
Daar zaten we dan. Twee (on)volwassen mannen op de rand van de stoep, appels smakkend en pratend over de lasten des levens.
”Heb jij een gebit?” wilde hij weten. Zijn opa had een gebit.
”Neen, ik heb geen gebit,” zei ik: ”Maar ik ben wel een paar kiezen kwijt.”.
”Heb je toen gehuild,” wilde hij verder weten.
”Nee, ik heb toen paracetamol geslikt en veel cognac gedronken. Dan is het wel te doen,” kon ik opmerken.
Hij was al opgesprongen: ”Mam we zijn de paracetamol en de cognac vergeten”, hoorde ik hem roepen.
© |
|
mei 2000
|
|